Docentenhandleiding
Doel schrijftraining
Veel studenten in het hoger onderwijs leren niet echt goed schrijven. Om daar iets aan te doen is deze digitale cursus Zelf leren schrijven, ontwikkeld. Het doel van deze cursus is studenten gerichter te laten oefenen met schrijfvaardigheden, zonder dat u als docent veel tijd hoeft te steken in instructie en commentaar. De cursus bestaat uit elf hoofdstukken, waarin verschillende deelvaardigheden zelfstandig geoefend kunnen worden.
Voorbeelden van deze deelvaardigheden:
- het maken van een goede alinea-indeling;
- het zorgen voor een goede onderlinge samenhang tussen zinnen en alinea’s;
- het formuleren van een specifieke vraagstelling.
Elk hoofdstuk kent de volgende onderdelen:
- uitleg;
- een vuistregel, een soort richtlijn;
- een aantal korte oefeningen;
- een goed voorbeeld van een antwoord: de expertversie.
U kunt als docent een gratis docentexemplaar met docentaccount aanvragen. U krijgt daarmee ook toegang tot een studentvolgsysteem.
Toegang tot de site voor studenten
Om toegang te krijgen tot de website, moeten studenten het boek Zelf leren schrijven aanschaffen. In het boek vinden ze een persoonlijke toegangscode tot de website.
Het boek
Zelf leren schrijven is te gebruiken als naslagwerk. Het bevat alle informatie die ook in de digitale programma’s is verwerkt, zodat deze makkelijk nog een keer na te lezen is.
Voorbeeldcursus
Het boek en de verwerkingsopdrachten zijn op verschillende manieren in te zetten in schrijfvaardigheidstrainingen. Als docent bent u natuurlijk vrij in de wijze van gebruik. Als voorbeeld geven we hier een beschrijving van de manier waarop de hoofdstukken worden gebruikt in het schrijfonderwijs van de opleiding Psychologie aan de Erasmus Universiteit, waar de training ontwikkeld is.
Het schrijfonderwijs binnen de opleiding Psychologie bestaat uit twee cursussen, die achtereenvolgens in het eerste en tweede jaar van de bacheloropleiding gegeven worden. De kern van elke cursus is een schrijfopdracht die met de digitale programma’s ondersteund wordt. In beide jaren bestaat de schrijfopdracht uit een kort verslag, waarin een vraagstelling op basis van literatuuronderzoek moet worden beantwoord. In het tweede jaar wordt echter een meer kritische verwerking van de literatuur gevraagd. Alle hoofdstukken worden in het eerste jaar door de studenten doorlopen, in het tweede jaar kunnen studenten de hoofdstukken nog eens raadplegen om de richtlijnen voor de verschillende aspecten van het schrijven nog eens op te frissen.
Aan ons instituut is voor het schrijfonderwijs elk jaar een periode van tien weken uitgetrokken waarin studenten niet alleen met schrijven bezig zijn, maar ook ander onderwijs volgen. De opzet van het onderwijs volgt de drie fases die in het schrijfproces onderscheiden kunnen worden: voorbereiden, schrijven en reviseren.
De eerste drie weken krijgen de studenten de gelegenheid zich voor te bereiden op hun schrijfopdracht. Hierbij moet gedacht worden aan de oriëntatie op een onderwerp, literatuur zoeken, literatuur lezen, een vraagstelling bedenken en eventueel op basis daarvan nog weer extra literatuur zoeken. In de eerste drie weken werken studenten aan een plan van aanpak, dit is een soort structuuropzet van het verslag. Studenten moeten hierin de indeling in kopjes alvast weergeven en per kopje kort uitleggen wat ze gaan bespreken en uit welke bron deze informatie komt. In deze periode moeten studenten ook de eerste vier hoofdstukken doorlopen. De geleerde vuistregels moeten ze daarna toepassen bij het opstellen van het plan van aanpak. Aan het einde van de derde week moet het plan van aanpak ingeleverd worden. Het plan van aanpak wordt niet beoordeeld, maar wel voorzien van feedback en vormt een voorwaarde voor het volgen van het onderwijs. Veel studenten hebben namelijk moeite met het opstellen van een goede structuur voor het verslag. Het plan van aanpak is een hulpmiddel om studenten te ondersteunen bij het bedenken van een goede structuur.
In de drie weken daarna beginnen de studenten met het schrijven van een eerste, ruwe versie. In deze periode moeten ze de hoofdstukken 5 tot en met 10 doorlopen. De geleerde vuistregels uit deze ViP’s moeten ze daarna toepassen tijdens het schrijven van deze versie. Aan het eind van de zesde week moet de eerste versie ingeleverd worden. Ook deze versie wordt voorzien van feedback en vormt een voorwaarde voor het vervolgen van het onderwijs. Aangezien veel studenten pas iets af hebben als dat werkelijk moet, wordt de revisiefase van schrijven vaak overgeslagen. Omdat het toch belangrijk is dat studenten leren om hun eigen schrijfproducten kritisch na te lezen en te verbeteren, is er in de opzet van het onderwijs gekozen voor deze tussentijdse deadline voor de eerste versie.
Nadat die eerste versie is ingeleverd, beginnen studenten met het herschrijven ervan. Daar hebben ze de laatste vier weken de tijd voor. In deze periode doorlopen ze het laatste hoofdstuk. Aan de hand van de geleerde vuistregels moeten ze hun verslag zin voor zin nakijken en nagaan of er passages of zinnen verbeterd kunnen worden. Aan het eind van de tien weken moet de schrijfopdracht dan definitief bij de docent ingeleverd worden.
De beoordelingscriteria die gebruikt worden bij het nakijken, zijn gebaseerd op inhoud van de hoofdstukken. Deze beoordelingscriteria vindt u in de bijlage in het boek.